afknijper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·knij·per
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van afknijpen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afknijper | afknijpers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afknijper m
- iemand die valsheid in de handel bedrijft
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord afknijper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afknijper" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be