afkalving

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

afkalving oever van een sloot
Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kal·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afkalving afkalvingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afkalvingv

  1. wegspoelen van stukken land door stromend water
    • „Al vrij snel nadat het Lateraalkanaal begin jaren tachtig was aangelegd, nam de hoeveelheid water die er door moest toe. ..... Door de beplanting aan te passen werden de oevers beschermd. Maar die oplossing is uitgewerkt. Er heeft de afgelopen jaren toch uitslijting plaats waardoor [je] afkalving en verzakkingen ziet”, legt Frank Tijhuis, projectleider van het waterschap Regge en Dinkel. [2] 
    • Rijkswaterstaat brengt de komende 4 jaar 48 miljoen kuub zand aan op en voor de kust. Dat moet afkalving van de kust voorkomen en bescherming bieden tegen overstromingen. Vooral bij de Waddeneilanden, Zeeland en de kop van Noord-Holland komt er veel zand bij. [3] 
  2. vermindering
    • In 2002 is de afkalving van taken in Glanerbrug begonnen. Toen werd het politiebureau in het servicecentrum Oost geopend. Alle agenten gingen naar Oost en er kwam steeds minder tijd voor Glanerbrug beschikbaar. De laatste jaren hadden was het bureau op drie middagen nog geopend voor aangiftes en telefoontjes. En toen in oktober bekend werd dat het bureau in Glanerbrug mogelijk dicht zou gaan, liep het aantal aangiftes drastisch terug.” [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen