afkalven

Uit WikiWoordenboek
Deze slootkant kalf af.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kal·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afkalven
kalfde af
afgekalfd
zwak -d volledig

Werkwoord

afkalven

  1. ergatief geleidelijk land verliezen doordat de oever in het water verzakt
    • De kade is door de golfslag aardig afgekalfd en moet nodig hersteld worden. 
  2. inergatief (bij een koe) bevallen van een jong
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen