afbraakprijs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·braak·prijs
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van afbraak en prijs [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afbraakprijs | afbraakprijzen |
verkleinwoord | afbraakprijsje | afbraakprijsjes |
Zelfstandig naamwoord
de afbraakprijs m
- zeer lage prijs, vaak lager dan de kostprijs, waar concurrenten niet voor kunnen leveren
- DE RECHTER vindt dat de internetprovider (lees: topvrouw Nina Brink) heeft gelogen, nu ja, onrechtmatig gehandeld door via de media de indruk te wekken dat zij haar aandelen in het bedrijf niet had verzilverd, hoewel ze dat een paar maanden eerder wel had gedaan - tegen afbraakprijs. Blijft de vraag waarom beleggers haar moesten geloven als in de emissiebrochure staat dat zij dat niet moesten doen, dat wil zeggen alleen de brochure moesten geloven, die overigens door de rechter volkomen correct is bevonden.[2]
Synoniemen
Vertalingen
1. zeer lage prijs, vaak lager dan de kostprijs, waar concurrenten niet voor kunnen leveren
Gangbaarheid
- Het woord afbraakprijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Paul Friese 20 december 2003