administratief
Uiterlijk
- ad·mi·nis·tra·tief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. de administratie’ voor het eerst aangetroffen in 1805 [1]
- afgeleid van administratie met het achtervoegsel -ief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | administratief | administratiever | administratiefst |
verbogen | administratieve | administratievere | administratiefste |
partitief | administratiefs | administratievers | - |
administratief
- (bedrijfskunde) betrekking hebbend op administratie
- ▸ Ik ben in 1987 een nieuw leven in Brussel begonnen, waar ik als portier bij een ziekenhuis werkte totdat ik mijn studie had afgerond en administratief medewerker werd op de consulaire afdeling.[2]
- (juridisch) de taak en uitoefening van het bestuur betreffend
- [2] bestuurlijk
- Het woord administratief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "administratief" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "administratief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Safae el Khannoussi“Oroppa” (2024), Uitgeverij Pluim
, ISBN 9789493339125
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Achtervoegsel -ief in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bedrijfskunde in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %