achterzij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·zij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterzij achterzijdes
achterzijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de achterzijv / m

  1. achterkant
    • Haar voorzijde is één schoone Muziek
      Zich bewegend door 't oneindig Heelal,
      En ook haar achterzij is een Muziek,
      Golvende door het wonderbaar Heelal. [2]
       
Synoniemen

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen