academica

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aca·de·mi·ca
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord academica academica's
academicae
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de academicav

  1. een vrouwelijk persoon met een academische opleiding
    • Zij was een beroemde academica op die universiteit. 
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be