absurd
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ab·surd
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | absurd | absurder | absurdst |
verbogen | absurde | absurdere | absurdste |
partitief | absurds | absurders | - |
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘ongerijmd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1548 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
absurd
- erg onlogisch
- Dat is een absurde uitspraak die u doet, meneer.
- ▸ Chantal haalde haar schouders op om aan te geven dat het wat haar betrof niet zo absurd was als het daadwerkelijk klonk.[2]
- ▸ Voor Dorien een ideale situatie om te stoken en gelijktijdig haar eigen ideeën te promoten. ’Het ‘waarom’ van dit absurde gedrag was volgens Denise niet relevant.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. erg onlogisch, belachelijk
Gangbaarheid
- Het woord absurd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "absurd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "absurd" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be