abogado

Uit WikiWoordenboek

Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • a·bo·ga·do
Woordherkomst en -opbouw
  • Uit Latijn advocatus lett. “(hij) die opgeroepen wordt (om bijstand te verlenen)”. [1]
enkelvoud meervoud
abogado abogados

Zelfstandig naamwoord

abogado m

  1. (beroep) advocaat
  2. (religie) een specialist van het kerkelijk recht die betrokken is bij de procedures omtrent de heilig- of zaligverklaring van de Katholieke Kerk, ook wel de promotor fidei geheten.

Werkwoord

vervoeging van
abogar

abogado

  1. voltooid deelwoord (participio) van abogar

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron abogado in: Diccionario de la lengua española, Vigésima tercera edición (2014), Real Academia Española op rae.es