abiotisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • abio·tisch
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van bio met het voorvoegsel a- en met het achtervoegsel -isch [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen abiotisch abiotischer
verbogen abiotische abiotischere
partitief abiotisch abiotischers -

Bijvoeglijk naamwoord

abiotisch

  1. (biologie) niet levend, zonder biologische oorsprong
Vertalingen

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen