abbreviëren
Uiterlijk
- Geluid: abbreviëren (hulp, bestand)
- ab·bre·vi·e·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
abbreviëren |
abbrevieerde |
geabbrevieerd |
zwak -d | volledig |
abbreviëren [2]
- overgankelijk afkorten, verkort schrijven
- Het woord 'abbreviëren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.