aanneembaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·neem·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aanneembaar aanneembaarder aanneembaarst
verbogen aanneembare aanneembaardere aanneembaarste
partitief aanneembaars aanneembaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

aanneembaar

  1. waarschijnlijk, zonder verder onderzoek als waarheid kunnen aannemen
    • De laatste acht jaar nemen zij puur cosmetische ingrepen zelden meer op in hun pakket; cliënten die een vergoeding krijgen moeten ernstige psychische klachten hebben. Voor psychisch lijden bestaat geen ijzeren richtlijn, maar ZAO in Amsterdam betaalt alleen nog uit als de client in psychotherapie is en aanneembaar kan maken dat zijn of haar geestelijke gesteldheid er met zo'n ingreep op vooruit gaat - bijvoorbeeld als een littekenoperatie de behandeling van een mishandelde patiënt kan bespoedigen.[1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Danielle Pinedo NRC 24 januari 1998