aankoppeling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·kop·pe·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aankoppeling aankoppelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

aankoppeling v [1]

  1. het maken van een vaste verbinding
     Vanmiddag om 16.19 werd de Sojoezcapsule met daarin de drie ruimtevaarders aangekoppeld aan het ISS. Dat verliep vlekkeloos. Na de aankoppeling werd een reeks controles uitgevoerd en moest de druk in de Sojoez-capsule en het ruimtestation op gelijk niveau worden gebracht.[2]
     De astronauten in het ISS hebben problemen gehad met de computers die bij de aankoppeling van belang zijn. De NASA werkt aan een oplossing en gaat ervan uit dat de manoeuvre morgen gewoon kan doorgaan.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 mei 2022 Weblink bron “Amsterdam gaat cruiseschepen uit binnenstad weren” (03-11-2016), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 19 mei 2022 Weblink bron “Dragon scheert langs ISS” (24-05-2012), NOS