aangestipt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ge·stipt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: aanstippen…
verbogen vorm: aangestipte

aangestipt

  1. voltooid deelwoord van aanstippen


stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aangestipt aangestipter aangestiptst
verbogen aangestipte aangestiptere aangestiptste
partitief aangestipts aangestipters -

Bijvoeglijk naamwoord

aangestipt

  1. van iets dat men het vluchtig bespreekt
    • Alle eerder aangestipte onderwerpen zullen later uitvoerig aan de orde komen beloofde de voorzitter van de vergadering. 
  2. van iets dat men het vluchtig aanraakt
    • Alle met een penseel aangestipte kale plekken zagen er weer als nieuw uit. 
  3. van iets dat men het aanmerkt om er meer aandacht aan te geven
     "Dat was een van m'n grote doelen deze zomer. Ik rijd het WK niet en dus heb ik het EK aangestipt. Omdat in een trui rondrijden toch altijd wel leuk is", zei de winnaar van de Amstel Gold Race woensdag in Antwerpen, waar hij zijn opwachting maakte bij het criterium Na-Tour Derny.[1]
     Hoe klein de kans ook, rasechte aanvallers hebben deze etappe aangestipt in het Tourboek. Zoals Niki Terpstra. Collega-wielrenster Chantal Blaak ging op onderzoek uit naar de plannen van Terpstra.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Nu even circus en dan richt Van der Poel vizier op kampioenstrui in Yorkshire” (Donderdag 1 augustus 2019, 07:05), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Teunissen: 'Net te vroeg, dat kan zelfs Dylan niet'” (Woensdag 17 juli 2019, 18:02), NOS