sociologie

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  sociologie    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• so·cio·lo·gie

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid uit Latijn socius «metgezel» en Oudgrieks λογος «woord, leer»

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	sociologie	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

sociologie v

1. (wetenschap) de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van de menselijke samenleving

   • Hij heeft zijn studie sociologie vorige maand afgemaakt. 

Afgeleide begrippen

• sociologisch
• socioloog

Vertalingen

    1. wetenschap   

Afrikaans: sosiologie (af) Duits: Soziologie (de) v Engels: sociology (en) Estisch: sotsioloogia (et) Fins: sosiologia (fi) Frans: sociologie (fr) v Grieks: κοινωνιολογία (el) v Ido: sociologio (io)

Italiaans: sociologia (it) v Kroatisch: sociologija (hr) v Pools: socjologia (pl) v Portugees: sociologia (pt) v Spaans: sociología (es) Tsjechisch: sociologie (cs) v Turks: sosyoloji (tr) Zweeds: sociologi (sv) g

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.