wicket

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1.1 Een wicket.
Uitspraak
Woordafbreking
  • wic·ket
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels wicket, in de betekenis van ‘doel bij cricketspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1648 [1][2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord wicket wickets
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het wicketo

  1. (sport) (cricket) doel bij een wedstrijd
    1. constructie bestaand uit drie paaltjes met twee dwarshoutjes, die door de ploeg in het veld moet worden omgegooid om een slagman uit te schakelen
      • Om hem in bedwang te houden mikten de Engelse bowlers de bal op het lichaam van de batsman, in plaats van op het wicket. [4]
    2. (figuurlijk) uitschakeling van een slagman (ook als gevolg van een vangbal)
      • De mentale kracht binnen zijn ploeg werd gisteren het best geïllustreerd door fastbowler Mitchell Starc, die al op de vijfde bal van de finale afrekende met het grootste Nieuw-Zeelandse gevaar, aanvoerder Brendon McCullum. Met zijn wicket stonden de Kiwi’s al op achterstand voordat de toeschouwers goed en wel zaten. [5]
    3. (figuurlijk) rechthoek van 20 bij 3 meter waar de wickets staan, in het midden van een cricketveld
      • De gele bladblazer werkt de losse stukken gedroogd gras weg, de kwast met witte verf brengt de lijnen weer terug aan het oppervlak. Het wicket is klaar voor de volgende innings. [6]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

49 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Wicket [1]


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
wicket wickets

Zelfstandig naamwoord

wicket

  1. (sport): wicket, een attribuut van cricket
  2. (bouwkunde): loket, voor kaartverkoop etc.
  3. (waterbeheer): rinket, een valdeur of schuif, in een sluisdeur
Afgeleide begrippen