Nederlandsgezind
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Nederlandsgezind (hulp, bestand)
- IPA: / ˌnedərˌlɑntsxəˈzɪnt / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- Ne·der·lands·ge·zind
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van Nederlands bn en gezind bn [1]
Bijvoeglijk naamwoord
Nederlandsgezind
- voorliefde tonend voor al wat Nederlands is
- ▸ Dit vage Belgische natiegevoel, dat minder Nederlandsgezind was dan Willems zich voorstelde, werd overigens niet alleen door Nederlandstaligen ingevuld, maar evenzeer door Franstalige schrijvers, en in tegenstelling tot hun Vlaamse collega's ging het daarbij ook om prozaschrijvers.[2]
- Nederlands patriottisme vertonend zonder etnisch Nederlands noch Nederlands staatsburger te zijn
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'Nederlandsgezind' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron
Willem van den Berg & Piet Couttenier“Alles is taal geworden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1800-1900.”, 2de druk (2016), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 978 90 351 3359 4, p. 158 op
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 16
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 5 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal