Kerkbruggeling
Uiterlijk
- Kerk·brug·ge·ling
- afgeleid van Kerkbrugge met het achtervoegsel -ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Kerkbruggeling | Kerkbruggelingen |
verkleinwoord |
de Kerkbruggeling m
- (demoniem) een inwoner van Kerkbrugge-Langerbrugge, of iemand afkomstig uit Kerkbrugge-Langerbrugge
Demoniemen bij Kerkbrugge-Langerbrugge in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Kerkbruggeling • inwoonster: Kerkbrugse • bijvoeglijk: Kerkbrugs |
- Het woord 'Kerkbruggeling' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.