Ingriër

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • In·gri·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Ingriër Ingriërs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de Ingriërm

  1. (demoniem) iemand die behoort tot een aan het Fins verwante taal sprekend volk uit het gebied rond Sint Petersburg in Rusland
    • De stad lag in een dunbevolkt gebied, Ingermanland, dat tevoren niet door Russen, maar door Ingriërs, een aan de Finnen verwant volk, werd bewoond. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen