American
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
American | Americans |
Zelfstandig naamwoord
American
- (demoniem) Amerikaan, inwoner van de Verenigde Staten
- «George Washington and Abraham Lincoln were great Americans.»
- George Washington en Abraham Lincoln waren grote Amerikanen.
- «George Washington and Abraham Lincoln were great Americans.»
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
American | more American | most American |
Bijvoeglijk naamwoord
American
- (demoniem) Amerikaans, betrekking hebbend op de Verenigde Staten
- «Hillary Clinton became the American Secretary of State in 2009.»
- Hillary Clinton werd in 2009 de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken.
- «Hillary Clinton became the American Secretary of State in 2009.»
- (aardrijkskunde) Amerikaans, betrekking hebbend op het Amerikaanse continent of beide Amerikaanse continenten
- «Canada is part of the American continent.»
- Canada maakt deel uit van het Amerikaanse continent.
- «Canada is part of the American continent.»