øboer
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- ø·bo·er
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie | 105558 |
---|
Zelfstandig naamwoord
øboer
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van øbo
Schrijfwijzen
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | øboer | øboeren | øboere | øboerne |
genitief | øboers | øboerens | øboeres | øboernes |
Zelfstandig naamwoord
øboer, g
Schrijfwijzen
Verwijzingen
- øboer in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk