verweer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·weer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verweer verweren
verkleinwoord verweertje verweertjes

Zelfstandig naamwoord

het verweero

  1. verdediging, tegenstand
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
verweren

verweer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verweren
    • Ik verweer. 
  2. gebiedende wijs van verweren
    • Verweer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verweren
    • Verweer je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen