afweer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·weer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afweer | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de afweer m
- het afweren van aanvallen
- De afweer functioneerde perfect in de burgeroorlog.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afweren |
afweer
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweren
- ... dat ik afweer.
Gangbaarheid
- Het woord afweer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afweer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be