uitgaanskleding

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

uitgaanskleding
Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·gaans·kle·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitgaanskleding
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de uitgaanskledingv

  1. (kleding) kleding die alleen wordt gedragen bij speciale gelegenheden zoals wanneer men een feest of concert bijwoont
     Joera en Tonja kregen in die dagen voor het eerst in hun leven uitgaanskleding aangemeten: Joera een gekleed zwart kostuum en Tonja een avondjapon van licht satijn en met een iets open hals.[1]
     De Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind (NSGK) daagt iedereen uit feestelijke uitgaanskleding te ontwerpen voor jongeren in een rolstoel. De stichting heeft daarom een ontwerpwedstrijd uitgeschreven.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028261396
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 april 2022 Weblink bron “Ontwerpers steken rolstoelers in feestkleding” (7 juli 2003), Reformatorisch Dagblad