smalbladige populier

Nederlands

boom in de herfst

Uitspraak

• Geluid:  smalbladige populier    (hulp, bestand)

• (IPA in voorbereiding)

Woordafbreking

• smal·bla·di·ge po·pu·lier

Woordherkomst en -opbouw

• verbinding van  smalbladige  en populier

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	smalbladige populier	smalbladige populieren
verkleinwoord	smalbladig populiertje	smalbladige populiertjes

Zelfstandig naamwoord

de smalbladige populier m

1. (bloemplanten) Populus angustifolia  een boom uit de sectie van de balsempopulieren (Tacamahaca). Deze boom is inheems in het Grote Bekken in de Verenigde Staten waar hij vooral gevonden wordt bij beken en kreken op zekere hoogte. De boom heeft een slank profiel, met geel-groene lancetvormige bladeren met geschulpte randen. De katjes zijn pluizig en wit. De knoppen zijn plakkerig en gomachtig

Hyperoniemen

• populier, wilgenfamilie, zaadplanten, fabiden, bedektzadigen, landplanten, planten

Gangbaarheid

• Het woord 'smalbladige populier' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• [1] smalbladige populier op Wikidata