populier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·pu·lier
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord populier populieren
verkleinwoord populiertje populiertjes

Zelfstandig naamwoord

de populierm

  1. (plantkunde) zeer snel groeiende boom uit de wilgenfamilie (Populus op Wikispecies)
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen