opstap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·stap
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opstappen

opstap

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opstappen
    • ... dat ik opstap. 
Afgeleide begrippen
opstap bij voordeuren
enkelvoud meervoud
naamwoord opstap opstappen
verkleinwoord opstapje opstapjes

Zelfstandig naamwoord

de opstapm [1]

  1. een verhoging die met één stap te bestijgen is
    • Ik gebruikte een opstapje om bij de bovenste boeken van de kast te kunnen komen. 
  2. (figuurlijk) een kleine eerste stap die kan leiden naar iets groters of beters
     Autodiefstallen waren namelijk een opstapje naar zwaardere criminaliteit, zoals ze vroeger zeiden: met het kleine begint men, bij het grote houdt men op.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be