ophangen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·han·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ophangen
hing op
opgehangen
klasse 7 volledig

Werkwoord

ophangen

  1. overgankelijk iets in een hangende positie bevestigen
    • Ik heb je schilderijtje opgehangen. 
     Algauw liepen ze achter elkaar door de schuifdeuren terug naar de eetzaal, waar Sverre in het geheim het ophangen van de schilderijen had voorbereid.[1]
  2. inergatief een telefoongesprek beëindigen
    • Hij werd kwaad en hing op. 
  3. overgankelijk aan de galg opknopen
    • Hij werd vroeg in de ochtend opgehangen. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] een verhaal ophangen
    (figuurlijk) vertellen, spreken
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be