nachtspiegel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Twee nachtspiegels
Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·spie·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtspiegel nachtspiegels
verkleinwoord nachtspiegeltje nachtspiegeltjes

Zelfstandig naamwoord

de nachtspiegelm

  1. (huishouden) pot waar men 's nachts zijn behoefte in kan doen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen