kirkeskib

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • kir·ke·skib
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden kirke en skib
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kirkeskib     kirkeskibet     kirkeskibe     kirkeskibene  
genitief   kirkeskibs     kirkeskibets     kirkeskibes     kirkeskibenes  

Zelfstandig naamwoord

kirkeskib, o

  1. (bouwkunde) beuk, schip (de langgerekte ruimte in een kerkgebouw)
  2. een schip of modelschip, dat is gevestigd in een kerk
Holoniemen

Verwijzingen