jazzorkest

Nederlands

jazzorkest

Uitspraak

• Geluid:  jazzorkest    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• jazz·or·kest

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  jazz zn  en  orkest zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	jazzorkest	jazzorkesten
verkleinwoord	jazzorkestje	jazzorkestjes

Zelfstandig naamwoord

het jazzorkest o

1. (muziek) muziekgezelschap dat jazz speelt, bestaande uit een ritmesectie en een melodiesectie

   ▸ Al die uren met die twee, al dat gerepeteer in de kelder van Uranienborg en in mijn kamer aan Lapskaus Boulevard; al die nachten dat ik wakker had gelegen en gedroomd had van het hebben van een eigen orkest of in elk geval van het deel uit mogen maken van een jazzorkest in New York City, alles had naar dit ene moment geleid.

   ▸ "Het grote jazzorkest in the sky is nu compleet. Zijn leven was tijdelijk, zijn muziek voor de eeuwigheid", zei de Belgische vice-premier Peeters over de vanochtend overleden jazz-legende Toots Thielemans. De Belgische regering brengt haar condoleances over aan de familie van de muzikant.

Synoniemen

• jazzcombo

Hyperoniemen

• ensemble, formatie, muziekgroep

Verwante begrippen

• bigband

Gangbaarheid

• Het woord jazzorkest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.