formatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • for·ma·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord formatie formaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de formatiev

  1. vorming, het formeren
  2. geheel waarin de delen op een bepaalde wijze geordend zijn
  3. vastgesteld personeelsbestand
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen