jasschort
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jas·schort
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van jas zn en schort zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jasschort | jasschorten |
verkleinwoord | jasschortje | jasschortjes |
Zelfstandig naamwoord
de jasschort v / m, het jasschort o
- (verouderd) (kleding) (huishouden) lang schort dat aan de voorkant geopend kan worden als een jas
- ▸ Daar stond ze dan altijd te koken en te bakken, onze oma, een oranje-bruin gebloemde jasschort aan en een theedoek om het hoofd en de knot van haar lange grijze haren.[1]
- ▸ De situaties moeten wél kloppen. Op de foto waar de vrouw met jasschort (!) de man van koffie voorziet, wordt een situatie van vroeger gesuggereerd. Dan kun je de man geen krant laten lezen op tabloidformaat. Het was nog een hele toer om aan een krant met het oude formaat te komen. Iets wat je wellicht niet verwacht bij een mediabedrijf.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord jasschort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jasschort" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Een weekend vol Indisch eten” (04 jan. 2016), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron Enny de Bruijn en Henk Visscher“De ”making of” van een fotoserie over gezag” (27-11-2015), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Kleding in het Nederlands
- Huishouden in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 72 %
- Prevalentie Vlaanderen 53 %