inzakken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·zak·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inzakken
zakte in
ingezakt
zwak -t volledig

Werkwoord

inzakken [1] [2]

  1. onovergankelijk door eigen gewicht indringen
  2. onovergankelijk in elkaar storten
  3. (handel) (van koersen, prijzen, de markt) snel omlaag gaan
  4. (medisch) hard achteruitgaan qua gezondheid
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen