bushuisje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bus·huis·je
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bus en huisje
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | bushuisje | bushuisjes |
Zelfstandig naamwoord
het bushuisje o dim. tant.
Gangbaarheid
- Het woord 'bushuisje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.