honkbal

Uit WikiWoordenboek
Een honkbalveld

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • honk·bal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord honkbal honkballen
verkleinwoord honkballetje honkballetjes

Zelfstandig naamwoord

honkbal

  1. o (sport) balsport waarbij de bal met een knuppel geslagen wordt en de spelers langs een drietal honken trachten rond te lopen tot zij weer de thuisplaat bereiken
    • Honkbal wordt gespeeld door twee teams die elk uit negen spelers bestaan. 
  2. m een kleine harde bal gebruikt voor [1]
    • Honkbal wordt gespeeld met een honkbal. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
honkballen

honkbal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honkballen
    • Ik honkbal. 
  2. gebiedende wijs van honkballen
    • Honkbal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honkballen
    • Honkbal je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be