doodmaken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dood·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doodmaken
maakte dood
doodgemaakt
zwak -t volledig

Werkwoord

doodmaken [1]

  1. overgankelijk
  2. doden, ombrengen
    • wij hebben een leuk spel voor u waarbij men mensen kan doodmaken met een kettingzaag! 
  3. (sport) stil leggen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen