bijberoep

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·be·roep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijberoep bijberoepen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het bijberoepo

  1. (economie) werk dat iemand naast zijn voornaamste werkzaamheden verricht om meer inkomen te krijgen
    • Daarnaast is schrijven echter ook een beroep als een ander, een sociale keuze, kortom: een vak. Het is een specifieke manier van leven - van leven als schrijver. Zo'n houding staat haaks op wat meestal van de moderne schrijver verwacht wordt: schrijvers worden nu eenmaal verondersteld er een tweede beroep bij te nemen (volgens het cliché dat alleen een bijberoep de nodige creatieve vrijheid garandeert) (…) [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen