betrekkelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·trek·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen betrekkelijk betrekkelijker betrekkelijkst
verbogen betrekkelijke betrekkelijkere betrekkelijkste
partitief betrekkelijks betrekkelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

betrekkelijk

  1. enkel waarde of betekenis hebbend in vergelijking met iets anders, relatief
    • Dat vind ik een betrekkelijk begrip. 

Bijwoord

betrekkelijk

  1. tamelijk, nogal
    • In die winkel zijn de artikelen betrekkelijk goedkoop. 
     De betrekkelijke stilte die er heerste was een oase van rust vergeleken bij de afgelopen uren waarin de tweeling als vanouds voor kabaal had gezorgd.[2]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen