avonturier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • avon·tu·rier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord avonturier avonturiers
verkleinwoord avonturiertje avonturiertjes

Zelfstandig naamwoord

de avonturierm

  1. iemand die graag het avontuur opzoekt
    • Hij was een onstuitbare avonturier, jammer dat hij verongelukt is. 
     De CDT, de Continental Divide Trail, is pas een paar jaar oud en bekend om haar isolated untouched nature en is alleen weggelegd voor de moedige avonturier.[1]
     Aangezien wij geen avonturiers waren en de risico’s daarom zo veel mogelijk uit wilden sluiten, boekten wij op de conservatieve manier.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
avonturieren

avonturier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avonturieren
    • Ik avonturier. 
  2. gebiedende wijs van avonturieren
    • Avonturier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avonturieren
    • Avonturier je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht op Wikipedia, ISBN 90-229-9182-2
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be