avonturiers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • avon·tu·riers

Zelfstandig naamwoord

de avonturiersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord avonturier
     Aangezien wij geen avonturiers waren en de risico’s daarom zo veel mogelijk uit wilden sluiten, boekten wij op de conservatieve manier.[1]

Verwijzingen