apothekersassistent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • apo·the·kers·as·sis·tent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord apothekersassistent apothekersassistenten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de apothekersassistentm

  1. (medisch) (beroep) een medewerker in de apotheek die het lopende werk doet. Het gaat hier om (eenvoudige) bereidingen, voorraadbeheer, het voorlichten van patiënten, het invoeren en verwerken van recepten (tenzij hierbij lastige vragen ontstaan)
    • Zowel jongere als oudere apothekersassistenten hebben vaak moeite met de persoonlijke aanpak van Keizers. Ouderen zijn vaak te zeer ‘van de oude stempel’: te betuttelend. „Die zeggen alleen maar heel strak: ‘Drie keer per dag één tablet’”, zegt Keizers. „Of: ‘In de computer staat dat u nog voor een week aan medicijnen heeft.’” Jongeren vinden het vaak nog moeilijk om over persoonlijke zaken met oudere klanten te praten. „En andersom vinden ouderen het ook moeilijk om tegen een jonge medewerker te beginnen over hun incontinentie”, zegt Keizers. Inmiddels heeft ze een heel team om zich heen weten te verzamelen dat snapt wat ze wil.[1] 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Doortje Smithuijsen 29 juli 2016