Schul

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Schul
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schul die Schul Schule die Schule
datief re Schul der Schul Schule de Schule
accusatief en Schul die Schul Schule die Schule

Zelfstandig naamwoord

Schul, v

  1. (onderwijs) school
    «Heitzudaage gebt es viel Busse die kumme zu de Kinner ihr Haus un dann faahre sie graad zu Schul
    Tegenwoordig zijn er vele bussen die komen naar het huis van de kinderen en dan rijden ze meteen naar school.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Schul gewwe
les geven op een school
Opmerkingen