zweepkoker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zweepkoker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zweep·ko·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zweepkoker | zweepkokers |
verkleinwoord | zweepkokertje | zweepkokertjes |
Zelfstandig naamwoord
de zweepkoker m
- koker op de bok van een rijtuig waar de koetsier zijn zweep kan neerzetten
Gangbaarheid
- Het woord 'zweepkoker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.