Naar inhoud springen

zwangere

Uit WikiWoordenboek
  • zwan·ge·re
  • Afgeleid van zwanger met het achtervoegsel -e

zwangere

  1. verbogen vorm van de stellende trap van zwanger
     ' 'Weeën zijn toch weeën, of niet soms?' 'Klempje, als het om zwangere vrouwen gaat, ben je een groentje.[1]
     Hij voelde hoe zijn natte kleding tegen zijn lijf plakte en zag een zwangere vrouw die met haar bleke gezicht naar hem opkeek en vroeg: 'Waar ben je geweest?' Of ze die zin echt tegen hem had uitgesproken of dat het verbeelding was, kon hij niet zeggen.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zwangere zwangeren
verkleinwoord - -

de zwangerev

  1. een vrouw die in verwachting van een kind is
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Håkan Nesser
    “Het grofmazige net” (2001), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044524048
  2. “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789026334672
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be