zwangere
Uiterlijk
- zwan·ge·re
zwangere
- verbogen vorm van de stellende trap van zwanger
- ▸ ' 'Weeën zijn toch weeën, of niet soms?' 'Klempje, als het om zwangere vrouwen gaat, ben je een groentje.[1]
- ▸ Hij voelde hoe zijn natte kleding tegen zijn lijf plakte en zag een zwangere vrouw die met haar bleke gezicht naar hem opkeek en vroeg: 'Waar ben je geweest?' Of ze die zin echt tegen hem had uitgesproken of dat het verbeelding was, kon hij niet zeggen.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwangere | zwangeren |
verkleinwoord | - | - |
de zwangere v
- een vrouw die in verwachting van een kind is
- Het woord zwangere staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwangere" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Håkan Nesser“Het grofmazige net” (2001), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044524048
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -e in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %