zoemer
Uiterlijk
- zoe·mer
- Naamwoord van handeling van zoemen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoemer | zoemers |
verkleinwoord | zoemertje | zoemertjes |
de zoemer m
- een apparaatje dat een signaal afgeeft in de vorm van een zoemend geluid
- Toen de zoemer ging was het examen afgelopen en leverden de leerlingen zuchtend hun werk in.
- Het woord zoemer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoemer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be