zijaltaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zij·al·taar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zij zn en altaar zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zijaltaar | zijaltaren zijaltaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een nevenaltaar, in een katholieke kathedraal, basiliek, kerk of kapel
- In de nieuwe kerk van Lech wordt zondagmiddag tijdens de reguliere Heilige Mis stilgestaan bij het ongeluk van Friso. De pastoor heeft daarvoor alles al in gereedheid gebracht. De kaars en de foto van de prins die de afgelopen dagen in de aangrenzende oude kerk op een zijaltaar stonden, hebben inmiddels een vooraanstaande plek gevonden in de nieuwbouw. [2]
- Een zijaltaar dateert van het eind van de zeventiende eeuw, een ander uit 1440. Aan de muur een tabernakel met twee Mariabeelden en beschilderde deurtjes en ijzerbeslag, ernaast een manshoog houten beeld van Sint Nicolaas, met mijter en staf, uit 1420, zegt de pastoor. [3]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord zijaltaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zijaltaar" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 17-02-13 Koninklijke familie gaat ook zondag skiën
- ↑ NRC Peter Michielsen 13 juli 1990 Alles wacht op het water
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be