zetten gelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zet·ten ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
gelijkzetten

zetten (…) gelijk

  1. meervoud tegenwoordige tijd van gelijkzetten
vervoeging van
gelijkzetten

zetten (…) gelijk

  1. meervoud verleden tijd van gelijkzetten
    • Wij zetten gelijk. 
    • Jullie zetten gelijk. 
    • Zij zetten gelijk. 

Gangbaarheid