zep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zep | zeppen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een ondiepe greppel tussen de straat en de stoep bedoeld voor het afvoeren van regenwater
- Op Aswoensdag na Carnaval liggen verscheidene Aalstenaars in de zep.
Synoniemen
- geul, greppel, straatgoot, zeppe, zijp