zengt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zengt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afzengen

zengt (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzengen
    • Jij zengt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzengen
    • Hij zengt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afzengen
    • Zengt af! 

Gangbaarheid